Bestuur en Middelen
Precario
Op basis van de verordening precariobelasting ontvangt de gemeente jaarlijks € 6 miljoen van nutsbedrijven voor netwerken in gemeentegrond. De precariobelasting valt toe aan de algemene middelen van de gemeente en is door de gemeente vrij besteedbaar.
In 2017 is een wetsvoorstel aangenomen waardoor gemeenten geen precariobelasting meer hiervoor kunnen heffen. Daarbij geldt een overgangstermijn van vijf jaar (tot 2022). Door het aangenomen wetsvoorstel komt de precariobelasting op kabels en leidingen van nutsbedrijven te vervallen. Dit betekent een bedrag van € 6 miljoen minder op de gemeentelijke begroting vanaf 2022. Met ingang van het begrotingsjaar 2022 (laatste jaarschijf Meerjarenbegroting 2019-2022) moet voor een structureel bedrag van € 6,0 miljoen een oplossing worden gevonden. Hiervoor wordt een aantal scenario's uitgewerkt. Deze zijn ingedeeld naar alternatieve inkomsten, uitgavenbeperking en kansen voor de toekomst.
Zo kan bij alternatieve inkomsten gedacht worden aan een verschuiving naar algemene dekkingsmiddelen (heffingen). Het niet doorberekenen van de precarioheffing door de nutsbedrijven aan hun klanten, betekent immers dat de bewoner minder gaat betalen. Deze verschuiving kan worden gecompenseerd met een verhoging van de gemeentelijke belastingen (met name OZB).
Bij uitgavenbeperking is gekeken naar mogelijkheden om budget onderhoud wegen op de middellange/lange termijn te optimaliseren. Ook financieel technische maatregelen worden aangegeven bijvoorbeeld generieke of specifieke begrotingskortingen. Een andere manier van omgaan met de reserve Wegen, waardoor het knelpunt verder in de tijd komt, is ook een optie.
Het wegvallen van deze precario-inkomsten kan ook gezien worden als een natuurlijk momentum om onze belastingen/heffingen aan te passen aan nieuwe ontwikkelingen en/of stimulans om nieuwe opgaven het hoofd te bieden. Een aantal oplossingsrichtingen is vanuit die invalshoek ontstaan en spelen in thema's als duurzaamheid, participatie, privatisering en technologie, waarbij de meest haalbare opties (in tijd en uitvoerbaarheid) zijn benoemd.
De verdere uitwerking tot raadsvoorstel volgt in de loop van 2018. De verwerking van de besluitvorming krijgt daarna een plek in de meerjarenbegroting 2019-2022.
Invoering Vennootschapsbelasting
De gemeente heeft een eerste standpunt geformuleerd en de aangifte van 2016 voorbereid. Dit standpunt is getoetst door een externe expert. Daaruit volgt dat er op geen enkel punt sprake is van belastingplicht. Er zijn vooralsnog geen structureel winstgevende onderdelen die onderhevig zijn aan vennootschapsbelasting (VPB). De grondexploitaties gezamenlijk zijn op dit moment verliesgevend en gaan daardoor ook niet door de zogenaamde "ondernemerspoort". De verwachting is dat dit op termijn wel gebeurt.
Op een aantal onderdelen is het onzeker of de Belastingdienst onze standpunten volledig zal overnemen. De aangifte 2016 zal voor 1 juni 2018 worden ingediend. Daarna is het afwachten hoe snel de Belastingdienst deze aangifte controleert.
Op basis van de jaarrekening 2017 zien we nagenoeg hetzelfde beeld. Het aangiftecluster parkeergarages en overig parkeren geeft een positiever beeld dan in 2016 en kan daardoor mogelijk gekwalificeerd worden als winstgevende ondernemersactiviteit. Er is sprake van een beperkt overschot, dus de te betalen belasting is dan verwaarloosbaar. Wel wordt de administratieve last groter, omdat dan ook de gehele aangifte ingevuld moet worden, inclusief fiscale (her)waardering van activa, openingsbalans en dergelijke.
Toekomstige huisvesting
Als onlosmakelijk onderdeel van de gebiedsontwikkeling Spuiboulevard e.o. oriënteren we ons op onze toekomstige huisvesting. In het kader van deze oriëntatie hebben we de exploitatielasten van twee varianten vergeleken. Een uitgebreide toelichting is te vinden in het raadsvoorstel over de verplaatsing van het Stadskantoor.
De jaarlijkse huisvestingslasten zijn tussen de € 2,3 miljoen en € 2,7 miljoen wanneer we het Stadskantoor geschikt willen maken voor een langer gebruik (0-optie) en tussen de € 2,6 miljoen en € 3,1 miljoen bij nieuwbouw of transformatie op een andere locatie. Bij verplaatsing kunnen we zowel de ambities ten aanzien van de gebiedsontwikkeling als de kwalitatieve uitgangspunten uit ons huisvestingsconcept realiseren. Dit doen we niet wanneer we investeren in het huidige Stadskantoor. Alles overwegend verkennen we dan ook hoe we (een deel van) onze huisvestingsbehoefte kunnen realiseren op de locatie van het voormalig Belastingkantoor.
In 2018 werken we de globale business case verder uit. Daarbij herijken we de jaarlijkse exploitatielasten op ons functionele programma van eisen. Ook anticiperen we op mogelijke veranderingen in ons beleid en/of in wet- en regelgeving. Daarbij relateren we de business case voor onze toekomstige huisvesting aan de andere effecten van de gebiedsontwikkeling Spuiboulevard e.o. (waaronder ook parkeren) op de gemeentelijke begroting. Ten slotte is de ontwikkeling van onze eigen huisvesting juist ook ingegeven door de ambities die we hebben met dit gebied.
Bij de verdere uitwerking van de globale business case houden we ook rekening met eenmalige afschrijvingen. Deze zijn aan de orde wanneer we het Stadskantoor verplaatsen en de exploitatie van de gebouwen Hellingen en/of Noordendijk beëindigen. We moeten afschrijven op boekwaardes die op het moment van verhuizen rusten op de gebouwen. Dit vanwege investeringen die in het verleden zijn gedaan.
De uitwerking van de businesscase leggen we in het najaar aan u voor.
Afbouw aandeelhouderschap Eneco groep NV
In 2017 is door het college besloten om het aandeelhouderschap dat gemeente Dordrecht heeft in Eneco af te bouwen. De raad besloot daarbij om geen zienswijze in te dienen. We kunnen momenteel geen betrouwbare indicatie geven op exact welk moment er een transactie zal plaatsvinden. Dat er een transactie in deze raadsperiode zal plaatsvinden, indien de gemeenteraden instemmen met een beoogde koper, is wel te voorzien. De incidentele opbrengsten zullen op voorhand substantieel zijn. Wel moet dan een oplossing in de begroting gevonden worden voor de derving van dividendopbrengsten. Het deels inzetten van de opbrengst voor het aflossen van leningen, waardoor structurele rentekosten bespaard worden, is een mogelijkheid om dit op te vangen.
Provisie HVC
Als gevolg van de wens van aandeelhouders (gemeenten) om de garantierisico's terug te gaan brengen en daarmee HVC zelfstandig financierbaar te maken, is het voorzienbaar dat de daaraan gekoppelde jaarlijkse provisie die gemeenten ontvangen ook zal afnemen. Voor 2019 zal dit nog om een zeer beperkt bedrag gaan. De jaren daarna kan deze afname groter worden. Mocht HVC over enkele jaren zelfstandig financierbaar blijken, valt de gehele provisie-opbrengst van € 0,3 miljoen weg, waarbij dan bezien moet worden of ter (gedeeltelijke) compensatie hiervan mogelijk wel dividend kan worden ontvangen.
ROM-D
Indien de aandeelhouders buiten de huidige projectportefeuille beslissen om nieuwe projecten van omvang toe te voegen, zal ook de financierbaarheid via ROM-Capital zijn grenzen bereiken. Afhankelijk van nadere bestuurlijke keuzes over nieuwe projecten van ROM-D zal herfinanciering van ROM-Capital dan wel een eigen gemeentelijke financieringsrol noodzakelijk zijn. De realisatie van Kil III is op dit moment geen zorgpunt.
Dienstverlening Drechtsteden
De complexiteit van het werk bij Dienstverlening Drechtsteden (DD) neemt sterk toe. Eenvoudige en routinematige werkzaamheden raken geautomatiseerd, inwoners en bedrijven stellen steeds hogere eisen aan de dienstverlening, burgers worden inventiever in het plegen van adres- en identiteitsfraude en privacy en informatieveiligheid spelen een steeds grotere rol in de bedrijfsvoering. Daarnaast nemen de volumes van met name de rijbewijzen, paspoorten en identiteitskaarten sterk af in de komende jaren. Om de kwaliteit, betrouwbaarheid en passende formatie te waarborgen zijn extra investeringen nodig op kennis- en procesmanagement, begeleiding en de uitvoering van taken.
Voor het ontwikkelen en implementeren van nieuwe (online) dienstverlening is de betrokkenheid van medewerkers op de werkvloer van groot belang. De huidige formatie bij afdeling Klantcontact biedt nauwelijks ruimte om hierbij betrokken te zijn, omdat de formatie is afgestemd op productievolumes.
Verstandig versterken, doorontwikkelen regionale samenwerking
Eind 2017 heeft Bureau Berenschot de regionale samenwerking onderzocht. Kernvraag is of wij de maatschappelijke effecten die wij als gemeenten wensen te behalen via de regionale samenwerkingsverbanden weten te bereiken en of de gekozen constructen hierbij doelmatig en doeltreffend zijn ingericht.
In februari 2018 is hieruit het onderzoeksrapport 'Verstandig Versterken' verschenen. De algehele conclusie is dat, naast zaken die goed gaan, het regionaal arrangement rondom Dordrecht onvoldoende in balans is om tot optimale realisatie van publieke waarde te komen. Er is daarnaast meer slagkracht nodig om de sociaal-economische positie van inwoners te verbeteren.
Om met name de gewenste resultaten binnen het ruimtelijk-economisch domein te behalen, beveelt Berenschot de Drechtstedengemeenten aan om de regionale samenwerking te intensiveren en beter te faciliteren. Of, als op korte termijn blijkt dat daar geen draagvlak voor is, om dan terug te vallen op het scenario waarbij de ruimtelijk-economische agenda door de gemeenten wordt teruggehaald en we als Dordrecht meer regie voeren in wisselende coalities. Daarenboven heeft Berenschot geadviseerd over de organisatie rond taken in het sociaal domein, die deels op Zuid-Holland Zuid en deels op Drechtsteden schaal zijn belegd.
De komende maanden zal blijken waar we op uitkomen, een voorbereidingscommissie bestaande uit een afvaardiging van burgemeester en een wethouder per gemeente gaat daarmee aan de slag. Maar waarvoor uiteindelijk door de raden gekozen wordt, de intentie is dat zaken veranderen aangezien sterke behoefte is aan meer slagkracht en integrale sturing. Ten aanzien van de optionele scenario's op Drechtsteden schaal geldt dat beide scenario's inhoudelijke/beleidsmatige, organisatorische en financiële gevolgen voor ons als Dordrecht kunnen hebben, waarbij we ons realiseren dat de kosten voor de baat uitgaan. In beide scenario's is het doel om stevig in te zetten op de ruimtelijk economische agenda en daarvoor kan het nodig zijn om te komen tot herallocatie van bestaande of vrijspelen van nieuwe middelen.
Daarnaast betekent het scenario 'verdere integratie' onder andere de overdracht van meer bevoegdheden én investeringsmiddelen en een kleiner slagvaardiger Drechtstedenbestuur met een grotere rol voor Dordrecht. De benodigde over te dragen investeringsmiddelen kunnen in de exploitatie zitten, maar ook in reserve of grondexploitatie. Het scenario 'netwerksturing' betekent dat we meer zelf doen en in flexibele netwerksamenwerking met anderen. In dit laatste scenario blijven we zelf beschikken over onze investeringsmiddelen.